Soms is een Europees wetsvoorstel zo problematisch dat bijsturen via amandementen niet toereikend is. In dat geval: "The proposal needs to go". Er zijn een aantal manieren om een Europees wetsvoorstel te stoppen. In tegenstelling tot het Amerikaans congres hebben we in EU-ropa geen fillibuster. Er zijn echter wel degelijk mogelijkheden. Hieronder een aantal suggesties. Er zijn ook manieren om een wetsvoorstel te vertragen, maar daar zal ik een aparte EU KNOW HOW voor schrijven.
Gele en Oranje kaart Procedure
Het subsidiariteitsbeginsel moet garanderen
dat besluiten op een zo laag mogelijk niveau (zo dicht mogelijk bij de burger)
worden genomen. Een besluit mag alleen op Europees niveau genomen worden, als
dat niet net zo goed op landelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau kan
gebeuren. Om te beslissen of een voorstel van de Commissie wel of niet op
Europees niveau behandeld mag worden, kan een subsidiariteitstoets uitgevoerd
worden.
Nationale parlementen mogen via een brief
bezwaar aantekenen als zij vinden dat een Europees wetsvoorstel het beginsel
van subsidiariteit schendt. Wanneer
meer dan één derde van de nationale parlementen de subsidiariteitstoets
negatief beoordeeld, moet de Commissie het voorstel herformuleren. Dit wordt
ook wel de zogenaamde gele kaart-procedure genoemd. Bij
voorstellen op het terrein van justitie en politie is overigens een kwart van
de stemmen genoeg.
Deze procedure bestaat sinds het Verdrag van Lissabon, maar is pas een keer tot een succesvol einde
gebracht: in september 2012 werd het voorstel van de Europese Commissie om
werknemersrechten op gelijke voet te stellen met de vrijheid van bedrijven om
zich overal te vestigen, is teruggetrokken dankzij verzet van nationale
parlementen en het Europees Parlement.
Het subsidiariteitsbeginsel biedt vooral de mogelijkheid de invloed van
de Commissie en andere instellingen af te bakenen op terreinen waar de
bevoegdheden van de Unie en de nationale lidstaten elkaar raken of overlappen.
Dit ligt vaak politiek gevoelig. Als meer dan de helft van de nationale parlementen
plus ofwel de Raad of het Europees Parlement een negatieve
subsidiariteitsbeoordeling geeft, wordt het voorstel teniet gedaan. Dit is de oranje
kaart-procedure. Tot op heden is dit echter nog niet voorgekomen.
Een verzoek tot een
subsidiariteitstoets kan al direct na het publiceren van het werkplan van de
Commissie ingediend worden door de Tweede Kamer. Een tweede mogelijkheid is om
het verzoek in te dienen nadat het voorstel is gepubliceerd door de Commissie. In
het verleden is gebleken dat met name dossiers op het vlak van Ruimtelijke
Ontwikkeling en Sociale Zaken in aanmerking komen voor een
subsidiariteitstoets.
Blokkerende Minderheid
Sinds het Verdrag van Lissabon is de gekwalificeerde meerderheid (in
combinatie met medebeslissingsrecht voor het Europees Parlement) de
standaardprocedure voor de aanname van wetten. Onder gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt verstaan ten minste
55% van de leden van de (Europese) Raad. Daarnaast moeten deze meerderheid bestaan
uit minimaal vijftien lidstaten; en moeten deze lidstaten samen ten minste 65% van de bevolking van de Unie
vertegenwoordigen.
Binnen de Raad van de Europese Unie (de 'Raad van
ministers') heeft elke land een bepaald aantal stemmen. Sommige landen hebben
echter een zwaardere stem dan andere. Dit is gebaseerd op het aantal inwoners
en gecorrigeerd in het voordeel van de landen met minder inwoners. Het totaal
is 345 stemmen. Wanneer de Europese Raad besluit met gekwalificeerde
meerderheid van stemmen, maakt zij gebruik van dezelfde stemverdeling als de
Raad van Ministers.
Een besluit
van de Raad bij gekwalificeerde meerderheid kan worden tegengehouden door een
zogenaamde blokkerende minderheid.
Deze moet bestaan uit minsten vier leden van de Raad. Voor deze blokkerende minderheid moeten de blokkerende
landen daarnaast minstens 91 van de 345 stemmen hebben (in een Unie van
27 lidstaten) of 38
procent van de EU-bevolking vertegenwoordigen. In 2014 zullen de regels de
regels voor de stemmenweging veranderen.
Niet op de agenda van de Raad zetten
Doordat er in
de eerste lezing van de normale legislatieve procedure geen deadline is voor de
Raad om tot een positie ten aanzien van een Commissievoorstel te komen, bestaat
de merkwaardige mogelijkheid om Commissievoorstellen simpelweg niet te
agenderen. Dit gebeurt wel eens als het voorzitterschap het gevoel heeft dat er
geen gekwalificeerde meerheid voor een wetsvoorstel bestaat. De Europese
bodemrichtlijn is een voorbeeld van een wetsvoorstel dat al jaren in de
koelkast staat omdat het maar niet geagendeerd wordt. Het land wat voorzitter
van de Raad is speelt een hele belangrijke rol bij het bepalen van de rol en
het tempo van de Raad. Het is daarom van groot belang om de werkprogramma’s van
het voorzitterschap in de gaten te houden.
Blokkerende kracht van het Europees Parlement
Dankzij het verdrag van Lissabon heeft het Europees Parlement nog meer krachten gekregen om wetsvoorstellen te blokkeren of verwerpen. De meest gangbare is simpelweg door een voorstel in een plenaire te verwerpen of door alle amendementen van de Raad niet te accepteren, zelfs niet tijdens conciliatie. Een andere mogelijkheid is om het wetsvoorstel terug te sturen naar de Commissie omdat het voorstel niet van goede kwaliteit is. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij de Humane Vallen richtlijn. In sommige gevallen (zoals handelsverdragen en als het om het meerjarenbegroting gaat) kan het Europees Parlement niet amenderen, maar wel het hele voorstel an sich verwerpen. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij het ACTA handelsverdrag, maar ook bij het voorstel om passagiersgegevens tussen Amerika en Europa uit te wisselen.